The words you are searching are inside this book. To get more targeted content, please make full-text search by clicking here.

Beschrijving en beoordelingscriteria beroepsproduct Leren Differentieren

Discover the best professional documents and content resources in AnyFlip Document Base.
Search
Published by r.folkeringa, 2021-06-30 02:59:08

test

Beschrijving en beoordelingscriteria beroepsproduct Leren Differentieren

Beroepsproduct Leren differentiëren (OTF2-DLLDIF-20)

onderwijskunde & pedagogiek, rekenen-wiskunde en taal

Inleiding

Binnen dit beroepsproduct staat in eerste instantie het in kaart brengen van de cognitieve, sociaal-
emotionele en fysieke ontwikkeling van de leerlingen uit je klas centraal. Er wordt vervolgens gekeken
welke onderwijsbehoeften er binnen je klas kunnen worden geformuleerd, waarna er aandacht besteed
wordt aan het tegemoet komen aan deze onderwijsbehoeften.
Dit beroepsproduct zal enerzijds gefocust zijn op de ontwikkeling van de leerlingen, en anderzijds op de
ontwikkeling van jezelf als leerkracht.

Let op:
Je kiest leerlingen, van wie je kunt verwachten dat zij specifieke onderwijsbehoeften hebben. Dus voor
rekenen kies je een leerling die opvalt bij rekenen, voor taal een leerling die opvalt bij taal en
voor pedagogiek kies je een leerling die buiten de groep valt, of waar jij zelf een wat moeizaam contact
mee hebt. Dit zijn waarschijnlijk drie verschillende leerlingen.
Voor rekenen kies je een leerling en voor taal kies je een andere leerling.
Voor pedagogiek kies je voor de sociaal emotionele ontwikkeling drie leerlingen: een leerling die je ook
kiest voor taal, een die je ook kiest voor rekenen en een waarmee je afstand voelt of waarmee je moeilijk
door de deur kan of die buiten de groep valt. Voor de fysieke ontwikkeling: kies een leerling die je op dit
gebied interessant vindt, mag dezelfde leerling zijn als degene die je bijvoorbeeld hebt gekozen bij
rekenen, taal of de sociaal emotionele ontwikkeling.

Wat lever je in per vak?

Je levert een beroepsproduct in via Gradework en gebruikt onderstaand indeling met daarin de volgende
aspecten:

Onderdeel 1: Cognitieve ontwikkeling:
Voor taal en voor rekenen werk je de volgende onderdelen uit:

1. Beschrijving en onderbouwing van cognitieve ontwikkelingsniveau van de leerling
2. Gespreksvoorbereiding
3. Gespreksverslag- en analyse
4. Beschrijving van didactische onderwijsbehoeften
5. Voorstel voor een aanpassing of aanvulling zodat de leerling meekan in het basisaanbod

met een reactie daarop van de praktijkopleider.

Onderdeel 2: Fysieke ontwikkeling (de leerling die je hier kiest, mag dezelfde zijn als die je kiest voor
rekenen, taal of pedagogiek)

1. Beschrijving en onderbouwing van fysieke ontwikkelingsniveau van de leerling
2. Beschrijving van fysieke onderwijsbehoeften en een voorstel voor passende

vervolgactiviteiten voor de leerling

1

Onderdeel 3: Sociaal-emotionele ontwikkeling
1. Beschrijving en onderbouwing van sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau van drie
leerlingen aan de hand van de SEL gedragsvragenlijsten
2. (Les)voorbereiding van twee sociaal emotionele lessen, inclusief uitvoering en reflectie
op basis van het sociogram, de groepsfase en twee sociaal emotionele competenties (dus

2 onderdelen van het SEL formulier).

3. Gespreksverslag- en analyse
4. Beschrijving leiderschapsstijl (Roos van Leary), het gedrag dat deze leiderschapsstijl

oproept en vervolgacties om leiderschapsstijl aan te passen.

Welke stappen kun je zetten?

Deel 1: Cognitieve ontwikkeling

Stap 0:

Binnen deze opdracht richt je je met name op onderstaande domeinen. Op deze wijze komen alle

domeinen in de verschillende beroepsopdrachten aan bod.

rekenen-wiskunde taal

Groep 1-3: Tellen, getalbegrip of ruimtelijke beginnende geletterdheid en

begrippen aanvankelijk lezen en spellen

Groep 4-5: verhoudingen, verbanden aanvankelijke en gevorderde
geletterdheid: spellen, technisch

lezen

Groep 6-7-8: verhoudingen, breuken, gevorderde geletterdheid: lezen
procenten, kommagetallen en spellen

Stap 1:
Probeer een zo compleet en breed mogelijk beeld van de cognitieve ontwikkeling van één
leerling. Doe dit voor zowel rekenen-wiskunde als taal, in ieder geval binnen bovenstaande
domeinen. Bekijk de toetsresultaten op het gebied van rekenen-wiskunde & taal (bijvoorbeeld
methodetoetsen, Cito toetsen eind vorig schooljaar, rapporten en het leerlingvolgsysteem).
Bekijk het werk van de leerling met betrekking tot rekenen-wiskunde & taal: Wat zie je? Je
baseert je gegevens in eerste instantie op observatie(s) en gesprekken met jouw
praktijkopleider1. Beschrijf eerst positieve aspecten: Wat gaat goed? Wat zijn de talenten en
interesses van de leerling? Beschrijf vervolgens wat moeilijk of lastig is voor de leerling, noem
hierbij ook vooral situaties waarin het goed gaat.

1 Ga vertrouwelijk met deze informatie om. Vraag aan je praktijkopleider wat de schoolafspraken zijn rondom
leerling-gegevens en het maken van opnames (foto’s/video’s) in het kader van privacywetgeving.

2

Stap 2:
Leg het verzamelde materiaal bij elkaar. Heb je de leerling voldoende in beeld? Wat heb je nog
onvoldoende in beeld? Je weet wat de toetsresultaten van de leerling zijn, maar weet je
bijvoorbeeld ook welke leer- en oplossingsstrategieën hij gebruikt? Weet je ook wat de leerling
zelf voor beeld heeft van zijn/haar ontwikkelingsniveau? Kortom, bepaal wat je nog wilt weten,
voordat je de in staat bent de onderwijsbehoeften van de leerling te formuleren. Om achter deze
informatie te komen bereid je een leerling-gesprek voor, zowel voor rekenen-wiskunde als voor
taal.

Stap 3:
Bepaal het doel (of de doelen) van beide leerling-gesprekken. Op basis van de verzamelde
gegevens bereid je een leerling-gesprek voor, waarbij de doelen die je hebt geformuleerd
centraal staan. Bij de voorbereiding van het gesprek maak je gebruik van de vakspecifieke
(rekenen-wiskunde & taal) en vakoverstijgende (onderwijskundige-pedagogische) theorieën. Zorg
dat je deze voorbereiding op papier zet. Maak je voorbereiding zo concreet mogelijk. Vraag
feedback aan je praktijkopleider op deze voorbereiding. Ga niet verder voordat je feedback hebt
gekregen van je praktijkopleider!

Stap 4:
Voer het gesprek en leg dit vast middels een geluidsopname (of video-opname), bijvoorbeeld met
behulp van je mobiele telefoon. Houd voor ogen dat je het gesprek voert om erachter te komen
wat de leerling nodig heeft zodat jij de leerling verder kunt helpen.

Stap 5:
Werk het gesprek uit: zet de belangrijkste bevindingen op een rijtje en gebruik citaten van de
leerling en/of leerlingwerk. Geef vervolgens jouw interpretaties (gebruik theorie) en trek een
conclusie over het cognitieve niveau van de leerling op dit leerstofdomein.

Stap 6:
Aan de hand van de verzamelde informatie formuleer je didactische onderwijsbehoeften van
de leerling en onderbouwt die met vakspecifiek theoretische bronnen.

Stap 7:
Formuleer aanpassingen voor de leerling op basis van de onderwijsbehoefte(-n) van de leerling,
zodat de leerling zo goed mogelijk mee kan blijven doen met het basisaanbod. Probeer
vaktheorie te gebruiken. Vraag aan je praktijkopleider of hij jouw aanpassingen geschikt vindt
voor deze leerling. De reactie van de praktijkopleider neem je mee in je beroepsproduct.

Deel 2: Fysieke ontwikkeling
Stap 1:

3

Je brengt daarnaast de fysieke ontwikkeling van een leerling in kaart aan de hand van (o.a.)
observatie(s) en gesprekken met jouw praktijkopleider. Denk hierbij aan het in kaart brengen van
de grove en fijne motoriek (ook handschriftonderwijs), lichamelijke ontwikkeling (lengte &
gewicht) en lichamelijke beperkingen. Je geeft vervolgens aan op welke plek op de (fysieke)
ontwikkelingslijn de leerlingen zich bevinden en onderbouwt dit met vakoverstijgende
(onderwijskundige-pedagogische) theoretische bronnen. Je kunt informatie hierover vinden bij
Feldman (2018). Ook kunnen hiervoor checklijsten van de kleuterbouw gebruikt worden. Tevens
biedt het OVM ontwikkelingslijnen op motorisch gebied. Daarnaast zijn er vele mogelijkheden via
ontwikkelingsvolgmodellen. Bijvoorbeeld Tule.

Stap 2:
Aan de hand van de observatie(s) en gesprekken met jouw praktijkopleider formuleer je enkele
fysieke ontwikkelingsbehoeften van deze leerlingen. Daarnaast formuleer je handelingssuggesties
voor de leerkracht om de leerlingen te ondersteunen op fysiek gebied. Je onderbouwt deze
ontwikkelingsbehoeften en handelingssuggesties met vakoverstijgende (onderwijskundige-
pedagogische) theoretische bronnen.

Deel 3: Sociaal-emotionele ontwikkeling

Stap 1:
Je brengt de sociaal-emotionele ontwikkeling van 3 leerlingen uit je klas in kaart door de SEL
gedragsvragenlijst in te vullen. Je informeert ook bij de praktijkopleider hoe de thuissituatie er uit
ziet. Een leerling is dezelfde leerling als degene die je ook bij taal hebt uitgekozen en een leerling is
dezelfde leerling als degene die je ook bij rekenen hebt uitgekozen. De derde leerling is een leerling
waarmee je moeilijk door de deur kan, die je moeilijk kan lezen of waarbij je afstand ervaart. Je
mag deze lijsten samen met de leerlingen invullen, alleen met de praktijkopleider of je vult het
zelf in.

Stap 2:

Voordat je de lessen geeft, wordt een kort gesprek gevoerd met de praktijkopleider over de
beginsituatie. Je kunt hierbij de volgende vragen stellen:
• Wordt er binnen de klas/school een methode gebruikt die betrekking heeft op sociaal-
emotioneel (pedagogisch) gebied?
• Is er een sociogram aanwezig?
• Op welke manier wordt dit onderwerp normaal gesproken gegeven?
• Welke kennis hebben de leerlingen al over het onderwerp van de activiteit?
• Welke leerlingen kunnen goed met elkaar samenwerken?
• Welke materialen zijn er op school aanwezig en welke materialen kunnen gebruikt
worden bij het voorbereiden van de activiteiten?

4

Er mag voor deze twee lessen verschillend materiaal voor groepsvorming (bijvoorbeeld de sociaal-
emotionele methode die op de school ingezet wordt) gebruikt worden. Te denken valt aan: PAD (Resink,
2005), Leefstijl (Van Eck & Onvlee, 2008), Sociaal gedrag elke dag (Van der Horst & Hopmans, 2013)
enzovoort. Het is handig om de sociaal -emotionele methode van de school te gebruiken, maar je mag
ook zelf twee lessen ontwerpen

Het GLVF bevat:
• goed geformuleerde lesdoelen, en een evaluatie op de lesdoelen (zijn deze bereikt, hoe

bepaal je dat)
• de beginsituatie geeft informatie over:

- SEL-competenties
- Sociogram (is op de school al aanwezig, anders maak je met de leerlingen een

sociogram door middel van de website sometics.com)
- Groepsfase waarin de klas of groep zit
• Een korte theoretische onderbouwing, waaruit blijkt dat je je inhoudelijk verdiept hebt in
het onderwerp.
• Reflectie (zie stap 5)

Je voert de twee lessen uit.

Stap 3:
Je vult de Roos van Leary in (waarschijnlijk heb je dat in de bijeenkomst al gedaan) met als doel
om informatie boven tafel te krijgen om het eigen handelen van jezelf in kaart te brengen.
Daarnaast vullen zowel de praktijkopleider als de leerlingen de Roos van Leary in en je bespreekt
samen met de praktijkopleider de uitkomsten van de vragenlijsten. Op basis van de uitkomsten
van de ingevulde lijsten van de Roos van Leary, het gesprek met de praktijkopleider en de
theoretische bronnen beschrijf je welk gedrag jouw leiderschapsstijl kan oproepen bij de
leerlingen. Je geeft daarnaast mogelijkheden aan om jouw handelen (leiderschapsstijl) aan te
passen (ongeveer 250 woorden) en benoemt kwalteiten vanuit de positieve psychologie in jouw
leiderschapsstijl.

Stap 4:
Met de praktijkopleider evalueer je de lessen en vervolgens schrijf je een reflectie op je GLVF
waarin je beschrijft hoe de activiteiten inhoudelijk en organisatorisch zijn verlopen. Inhoudelijk
moet in ieder geval aan de orde komen hoe het werken aan de twee gekozen SEL- competenties
is gegaan. Tijdens de laatste bijeenkomst op de opleiding laat je ongeveer 8 minuten van een
gegeven sociaal emotionele les zien aan medestudenten. Je verwerkt de feedback van je
medestudenten (minimaal twee) en praktijkopleider in de reflectie op je GLVF.

5

Stap 5
Je voert een gesprek met de leerling uit stap 1 waarmee je afstand voelt of waarmee je moeilijk
door de deur kan. De doelen van dit gesprek zijn: een dieper inzicht krijgen in de sociaal-
emotionele ontwikkeling van de leerling, een band ontwikkelen met het kind en ontdekken wat
de overeenkomsten en verschillen zijn tussen jouw ingevulde SEL lijst (die je dus hebt ingevuld
over jezelf) en de ingevulde SEL lijst over de leerling. Je beschrijft voor het beroepsproduct hoe
het gesprek verlopen is en wat het effect is van jouw communicatievaardigheden op het kind.

Benodigde literatuur

onderwijskunde & pedagogiek
Aanbevolen: Van Overveld, K. (2014). Groepsplan gedrag.Huizen: Pica. Hoofdstuk 1, 2, 3, 5, 6 en 7.
Woltjer, G. & Janssens, H. ( 2014). Hoe ga je om met kinderen op school en met hun

ouders? Groningen/Houten: Noordhoff. Hoofdstuk 4, 5, 7, 15 en 17.

rekenen-wiskunde
Van Zanten, M., Van den Bergh, J., Van den Brom-Snijders, P., & Hutten, O. (2014). Verhoudingen,

procenten, breuken en kommagetallen. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
Van den Brom-Snijders, P., Van den Bergh, J., Hutten, O., & Van Zanten, M. (2014). Hele getallen.

Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
Hutten, O., Van den Bergh, J., Van den Brom-Snijders, P., & Van Zanten, M. (2014). Meten en meetkunde.

Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.

Taal
Huizenga, H., & Robbe, R. (2017). Basiskennis taalonderwijs. Groningen: Noordhoff.
Paus, H. (red.). (2018). Portaal. Praktische taaldidactiek voor het basisonderwijs. Bussum:

Uitgeverij Coutinho.

6

Beoordelingsformulier Beroepsproduct Leren differentiëren
Cursuscode: OTF2-DLRWD-19
Vakgebieden: onderwijskunde & pedagogiek, rekenen-wiskunde en taal
Leeruitkomsten: 1, 2, 3, 5, 6, 7m, 7n, 7o, 7x, 7y, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 1
Naam Student:
Leerteam:
Beoordelaar onderwijskunde & pedagogiek:

Beoordelaar rekenen-wiskunde:

Beoordelaar taal:

Voorwaarden voor pedagogiek:
Aanwezig zijn

 Twee ingevulde GLVF’s met betrekking tot de sociaal-emotionele
 Opnamen van een uitgevoerde sociaal-emotionele les indien je d

Indien minimaal één van voorwaardelijke onderdelen niet voldoende is, w

Normering:

Indien er voor minimaal één onderdeel een onvoldoende is gescoord of voor me

punten < 17 17-18 19-20 21-22 23-24 25-26 27-28 29-30 31-3

cijfer 1.0 1.5 2.0 2,5 3.0 3.5 4.0 4,5 5.0

15, 16, 17, 19, 18, 20, 21, 23
Studentnummer:

e activiteiten
die niet in de les hebt laten zien

wordt er een 1 ingevoerd in OSIRIS.

eer dan één onderdeel een matig is gescoord kan er maximaal een 5 worden gehaald

32 33 34 35-37 38-40 41-42 43-44 45-46 47-48 49-50 51
0 5.5 6.0 6.5 7.0 7.5 8.0 8.5 9.0 9.5 10.0

7

Cognitieve ontwikkeling (rekenen-wiskunde)

Leerdoel Goed (3) Voldoende (2)

1. Voldoende + De student geef
De student stelt op basis verslag een anal
van observaties, analyse De student kan basis van vakspe
leerlingenwerk, toetsen en verbanden leggen criteria en leerlij
gesprekken met tussen de bevindingen observaties, leer
praktijkopleider het die hij heeft gedaan. toetsen en gesp
ontwikkelingsniveau van de de praktijkopleid
leerling vast. vervolgens het
[Waarnemen] ontwikkelingsniv
leerling vast te s
[Analyseren]

2. Voldoende + De student heef
De student baseert de De student laat zien volledige
voorbereiding van het dat hij verbanden kan gespreksvoorber
gesprek op het leggen tussen gebaseerd op he
ontwikkelingsniveau van het (verschillende) ontwikkelingsniv
kind, de onderliggende leerlijnen en theorie het kind, opgeno
leerlijnen en vakspecifieke (vakdidactiek) bij het verslag en veran
theorie. voorbereiden van het het werkblad da
[Waarnemen] gesprek. gebruikt tijdens
gesprek, m.b.v. l
[Begrijpen] en vakspecifieke

Matig (1) Onvoldoende (0) 3-2-1-0

ft in het De student betrekt bij De student heeft het
lyse (op het vaststellen van het ontwikkelingsniveau van de
ecifieke ontwikkelingsniveau leerling niet vastgesteld.
jnen) van van de leerling geen of
rlingwerk, nauwelijks relevante
prekken met gegevens.
der om

veau van de
stellen.

ft de De student heeft de De student heeft geen
gespreksvoorbereiding gespreksvoorbereiding
reiding, opgenomen in het opgenomen in het verslag.
et verslag, maar deze is
veau van niet gebaseerd op het
omen in het ontwikkelingsniveau
ntwoordt van het kind, leerlijnen
at hij of vakspecifieke
het theorie.
leerlijnen
e theorie.

8

3. De student heeft De student heef
De student werkt het relevante uitspraken uitspraken en an
gesprek met het kind uit en en antwoorden van van het kind lett
analyseert dit met behulp het kind letterlijk opgenomen in h
van vakspecifieke theorie. opgenomen in het en met behulp v
[Waarnemen] verslag en met behulp vakspecifieke th
van vakspecifieke geanalyseerd.
[Analyseren] theorie grondig
geanalyseerd, waarbij De student heef
4. de student kritisch concrete didacti
De student formuleert de terugkijkt naar zijn onderwijsbehoe
didactische eigen voorbereiding. leerling geformu
onderwijsbehoefte(-n) van basis van alle rel
de leerling op basis van alle Voldoende + verzamelde info
relevante verzamelde De onderwijsbeh
informatie. In de bevatten een mi
[Begrijpen] onderwijsbehoeften is en een doel (wa
een concrete
[Creëren] verwijzing naar de
theorie opgenomen,
oftewel: de
onderwijsbehoeften
zijn gericht op de
gekozen leerlijn(en).

5. Voldoende + De student form
Student geeft een suggestie aanpassingen vo
voor een aanpassing, zodat Als voldoende en de leerling op basis
de leerling mee kan in het student verantwoordt onderwijsbehoe
basisaanbod. de keuze op basis van de leerling. De s
[Plannen] vaktheorie, toont aan dat de

ft relevante De student heeft het De student heeft het
ntwoorden gesprek uitgewerkt, gesprek niet uitgewerkt in
terlijk maar niet (juist) het verslag.
het verslag geanalyseerd met
van behulp van
heorie vakspecifieke theorie.

ft enkele De student heeft De student heeft geen
ische didactische didactische
eften van de onderwijsbehoeften onderwijsbehoeften
uleerd, op geformuleerd die niet geformuleerd.
levante zijn gebaseerd op de
ormatie. relevante verzamelde
hoeften informatie.

iddel (wat?)

aarom?).

muleert De student formuleert De student formuleert geen
oor de aanpassingen voor de suggestie voor aanpassing
s van de leerling, die niet voor de leerling.
efte(-n) van logisch voortkomen uit
student de
e onderwijsbehoefte(-n)

9

[Creëren] praktijkopleider
aanpassingen go
Opmerkingen: vindt voor deze

Cognitieve ontwikkeling (taal)

Leerdoel Goed (3) Voldoende (2)

1. Voldoende + De student geef
De student stelt op basis verslag een anal
van observaties, analyse De student kan basis van vakspe
leerlingenwerk, toetsen en verbanden leggen criteria en leerlij
gesprekken met tussen de bevindingen observaties, leer
praktijkopleider het die hij heeft gedaan. toetsen en gesp
ontwikkelingsniveau van de de praktijkopleid
leerling vast. vervolgens het
[Waarnemen] ontwikkelingsniv
leerling vast te s
[Analyseren]

2. Voldoende + De student heef
De student baseert de volledige
voorbereiding van het gespreksvoorbe

deze van de leerling. Of de
oed gekozen student toont niet aan
leerling. dat de praktijkopleider
deze aanpassingen
goed gekozen vindt
voor deze leerling.

Matig (1) Onvoldoende (0) 3-2-1-0

ft in het De student betrekt bij De student heeft het
lyse (op het vaststellen van het ontwikkelingsniveau van de
ecifieke ontwikkelingsniveau leerling niet vastgesteld.
jnen) van van de leerling geen of
rlingwerk, nauwelijks relevante
prekken met gegevens.
der om

veau van de
stellen.

ft de De student heeft de De student heeft geen
ereiding,
gespreksvoorbereiding gespreksvoorbereiding

opgenomen in het opgenomen in het verslag.

10

gesprek op het De student laat zien gebaseerd op he
ontwikkelingsniveau van het dat hij verbanden kan ontwikkelingsniv
kind, de onderliggende leggen tussen het kind, opgeno
leerlijnen en vakspecifieke (verschillende) verslag en veran
theorie. leerlijnen en theorie het werkblad da
[Waarnemen] (vakdidactiek) bij het gebruikt tijdens
voorbereiden van het gesprek, m.b.v. l
[Begrijpen] gesprek. en vakspecifieke

3. De student heeft De student heef
Student werkt het gesprek relevante uitspraken uitspraken en an
met het kind uit en en antwoorden van van het kind lett
analyseert dit met behulp het kind letterlijk opgenomen in h
van vakspecifieke theorie opgenomen in het en met behulp v
geanalyseerd. verslag en met behulp vakspecifieke th
[Waarnemen] van vakspecifieke geanalyseerd.
theorie grondig
[Analyseren] geanalyseerd, waarbij De student heef
de student kritisch concrete didacti
4. terugkijkt naar zijn onderwijsbehoe
De student formuleert de eigen voorbereiding. leerling geformu
didactische Voldoende + basis van alle rel
onderwijsbehoefte(-n) van verzamelde info
de leerling op basis van alle In de De onderwijsbeh
relevante verzamelde onderwijsbehoeften is bevatten een mi
informatie. een concrete en een doel (wa
[Begrijpen] verwijzing naar de
theorie opgenomen,
[Creëren] oftewel: de
onderwijsbehoeften

et verslag, maar deze is
veau van niet gebaseerd op het
omen in het ontwikkelingsniveau
ntwoordt van het kind, leerlijnen
at hij of vakspecifieke
het theorie.
leerlijnen
e theorie.

ft relevante De student heeft het De student heeft het
ntwoorden gesprek uitgewerkt, gesprek niet uitgewerkt in
terlijk maar niet (juist) het verslag.
het verslag geanalyseerd met
van behulp van
heorie vakspecifieke theorie.

ft enkele De student heeft De student heeft geen
ische didactische didactische
eften van de onderwijsbehoeften onderwijsbehoeften
uleerd, op geformuleerd die niet geformuleerd.
levante zijn gebaseerd op de
ormatie. relevante verzamelde
hoeften informatie.

iddel (wat?)

aarom?).

11

5. zijn gericht op de De student form
Student geeft een suggestie gekozen leerlijn(en). aanpassingen vo
voor een aanpassing, zodat leerling op basis
de leerling mee kan in het Voldoende + onderwijsbehoe
basisaanbod. de leerling. De s
[Plannen] Als voldoende en de toont aan dat de
student verantwoordt praktijkopleider
[Creëren] de keuze op basis van aanpassingen go
vaktheorie, vindt voor deze

Opmerkingen:

Fysieke ontwikkeling

Leerdoel Goed (3) Voldoende (2)

1. De student beschrijft de De student bes
De student beschrijft de fysieke ontwikkeling van fysieke ontwikk
fysieke ontwikkeling van de de door hem de door hem
leerling aan de hand geobserveerde leerling geobserveerde
passende vakoverstijgende aan de hand van aan de hand va
(onderwijskundig- passende voorbeelden e
vakoverstijgende onderbouwd v

muleert De student formuleert De student formuleert geen
oor de aanpassingen voor de suggestie voor aanpassing
s van de leerling, die niet voor de leerling.
efte(-n) van logisch voortkomen uit
student de
e onderwijsbehoefte(-n)
deze van de leerling. Of de
oed gekozen student toont niet aan
leerling. dat de praktijkopleider
deze aanpassingen
goed gekozen vindt
voor deze leerling.

Matig (1) Onvoldoende (0) 3-2-1-0

schrijft de De student beschrijft De student beschrijft de
keling van de fysieke fysieke ontwikkeling van de
ontwikkeling van de leerling niet.
e leerling leerling, maar gebruikt Hij plaatst de leerling niet
an geen of onvoldoende op de ontwikkelingslijnen
en passende die betrekking hebben op
vanuit één (onderwijskundig- fysieke ontwikkeling.

12

pedagogische) theoretische (onderwijskundig- vakoverstijgen
bronnen. pedagogische) (onderwijskund
theoretische bronnen pedagogische)
[Begrijpen] en meerdere theoretische b
observatie- observatie-inst
instrumenten. Hij plaatst de leerl
plaatst de leerling op correcte wijze
correcte wijze op de ontwikkelingsli
ontwikkelingslijnen die betrekking heb
betrekking hebben op fysieke ontwikk
de fysieke ontwikkeling.

2. Voldoende + De student hee
De student formuleert concrete fysiek
fysieke In deze formulering zijn (onderwijs/ont
(onderwijs/ontwikkelings)be concrete verwijzingen behoeften van
hoeften van de leerling en naar tenminste één en handelingss
handelingssuggesties om de vakoverstijgende voor de leerkra
leerling te ondersteunen op (onderwijskundige- geformuleerd,
basis van alle relevante pedagogische) van alle relevan
verzamelde informatie. theoretische bron verzamelde inf
opgenomen.
[Creëren]

Opmerkingen:

nde pedagogische)
dige- theoretische bronnen
) en/of observatie-
bron en één instrumenten.
trument. Hij Hij plaatst de leerling
ling op op incorrecte wijze op
op de de ontwikkelingslijnen
ijnen die die betrekking hebben
bben op de op de fysieke
keling. ontwikkeling.

eft enkele De student heeft De student heeft geen
ke enkele fysieke fysieke
twikkelings) onderwijs/ontwikkelin (onderwijs/ontwikkelings)b
n de leerling gsbehoeften van de ehoeften van de leerling en
suggesties leerling en handelingssuggesties voor
acht handelingssuggesties de leerkracht
, op basis voor de leerkracht geformuleerd.
nte geformuleerd die niet
formatie. zijn gebaseerd op de
relevante verzamelde
informatie, of de
onderwijsbehoeften
zijn onvoldoende
concreet.

13

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Leerdoel Goed (3) Voldoende (2)

1. De student brengt de De student bre
De student brengt de sociaal-emotionele sociaal-emotio
sociaal-emotionele ontwikkeling van drie ontwikkeling v
ontwikkeling van drie leerlingen in kaart (aan leerlingen in ka
leerlingen van zijn klas in de hand van de hand van de
kaart (aan de hand van de gedragsvragenlijst SEL- gedragsvragen
gedragsvragenlijst SEL- competenties competenties
competenties, het bekijken (competenties (competenties
van het sociogram van de beschrijven), het beschrijven), h
klas, de thuissituatie en de bekijken van het van het sociog
groepsfase en onderbouwt sociogram van de klas, klas, de groeps
de bevindingen met de groepsfase en de thuissituatie en
vakoverstijgende thuissituatie en onderbouwt di
(onderwijskundig- onderbouwt dit met één vakoversti
pedagogische) theoretische passende (onderwijskund
bronnen en formuleert vakoverstijgende pedagogische)
onderwijsbehoeften van de (onderwijskundig- theoretische b
leerlingen. pedagogische) formuleert de
theoretische bronnen onderwijsbeho
[Creëren] en formuleert de leerlingen op h
onderwijsbehoeften van de in het
van leerlingen op het beroepsproduc
gebied van de in het beschreven SE

Matig (1) Onvoldoende (0) 3-2-1-0
14
engt de De student brengt de De student brengt de
onele sociaal-emotionele sociaal-emotionele
van de ontwikkeling van de ontwikkeling van de
aart (aan de leerlingen leerlingen niet in kaart.
oppervlakkig in kaart
nlijst SEL- en/of gebruikt geen of
onvoldoende passende
s (onderwijskundig-
het bekijken pedagogische)
gram van de theoretische bronnen.
sfase en de
n
it vanuit
ijgende
dige-
)
bron en

oeften van
het gebied

ct
EL-

2. beroepsproduct competenties (
De student bereidt twee beschreven SEL- Overveld, 2012
sociaal emotionele lessen competenties (Van
voor, voert ze uit en Overveld, 2012). Hij De student hee
reflecteert daarop op basis doet dit diepgaand en lesmateriaal en
van het sociogram, de to the point. gebruikt waarb
groepsfase en twee sociaal gewerkt aan m
emotionele competenties. De student heeft twee sociaal-em
lesmateriaal en competenties
[Evalueren] lesinhoud gebruikt Overveld, 2012
waarbij er kwalitatief gebaseerd is o
wordt gewerkt aan sociogram en d
minimaal twee SEL- groepsfase.
competenties (Van In het lesontwe
Overveld, 2012) en die onderbouwend
gebaseerd is op het passend mater
sociogram en de gebruikt, aansl
groepsfase. de SEL-compet
In het lesontwerp is in de reflectie w
onderbouwend en feedback van
passend materiaal medestudente
gebruikt, aansluitend op praktijkopleide
SEL-competenties. Dit meegenomen.
ontwerp, inclusief
reflectie mede op basis
van feedback van
medestudenten en
praktijkopleider op het
werken aan de twee
SEL-competenties, is
diepgaand en to the

(Van
2).

eft De student heeft De student heeft de
n lesinhoud nauwelijks en zeer lesinhoud en het
bij er wordt oppervlakkig gebruik lesmateriaal niet gericht op
minimaal gemaakt van het werken aan de SEL-
motionele lesmateriaal en competenties.
(Van lesinhoud dat gericht
2) en die is op minimaal twee
op het SEL-competenties, het
de sociogram en de
groepsfase.
erp is
d en
riaal
luitend op
tenties en
wordt de

en en
er
.

15

point beschreven in het
GLVF.

3. Voldoende + De student hee
De student voert een gesprek met de
gesprek met een leerling De reflectie is vragen gesteld
waarmee hij een moeilijker diepgaand en to the bij alle onderd
contact heeft of waarmee point beschreven. gedragsvragen
hij afstand voelt. competenties.
beschrijft na he
Hij beschrijft de verschillen de verschillen
en de overeenkomsten overeenkomst
tussen de ingevulde de ingevulde
gedragsvragenlijst SEL van gedragsvragen
de leerling en van zichzelf. de leerling en v
Hij reflecteert op dit Vervolgens ref
gesprek en gaat daarbij in op het gesprek
op het effect van zijn eigen daarbij in op h
communicatievaardigheden van zijn eigen
op de leerling. communicatiev
den op de leer

[Evalueren]

4. Voldoende + De student ond
De student brengt aan de en geeft een h
hand van de Roos van Leary De beschrijving is beschrijving va
zijn eigen diepgaand, kritisch en leiderschapssti

eft in het De student is in De student is in gesprek
e leerling gesprek gegaan met gegaan met de leerling en
d die passen de leerling en heeft heeft daarbij een
elen van de daarbij een vergelijking vergelijking gemaakt tussen
nlijsten SEL- gemaakt tussen de de twee ingevulde
. Hij twee ingevulde gedragsvragenlijsten SEL-
et gesprek gedragsvragenlijsten competenties. In de
en SEL-competenties. De reflectie benoemt hij
ten tussen reflectie is echter te echter niet het effect van
algemeen beschreven. de eigen
nlijst SEL van communicatievaardigheden
van zichzelf. op de leerling.
flecteert hij
k en gaat
het effect

vaardighe-
rling.

derscheidt De student De student onderscheidt
heldere onderscheidt en geeft niet en geeft geen
an zijn eigen een beschrijving van beschrijving van zijn eigen
ijl(en) zijn eigen leiderschapsstijl(en).

16

leiderschapsstijl(en) in tot the point gebruikmakend
beeld. beschreven. feedback van d
praktijkopleide
[Toepassen] uitkomsten van
van Leary die d
hebben ingevu

5. Voldoende + De student bes
De student heeft inzicht in gedrag zijn
welk gedrag zijn De student geeft leiderschapssti
leiderschapsstijl oproept bij daarnaast concrete oproept bij lee
leerlingen en geeft concrete suggesties om zijn doet dit aan de
suggesties om zijn leiderschapsstijl aan te ingevulde
leiderschapsstijl aan te passen. Hij beschrijft dit leiderschapslijs
passen en benoemt diepgaand en to the praktijkopleide
kwaliteiten vanuit de point. leerlingen en z
positieve psychologie in zijn ingevuld) en de
leidinggeven. ervaringen bij z
lesgeven. Hij g
[Creëren] daarnaast conc

d van leiderschapsstijl(en)
de maar de uitkomsten
er en de van de kinderen en/of
n de Roos de feedback van de
de kinderen praktijkopleider is niet
uld. zichtbaar verwerkt
en/of niet passend.

schrijft welk De student beschrijft De student beschrijft niet
welk gedrag zijn welk gedrag zijn
ijl(en) leiderschapsstijl(en) leiderschapsstijl(en)
erlingen. Hij oproept bij leerlingen, oproept bij leerlingen. Hij
e hand maar doet dit op een geeft geen concrete
oppervlakkige manier. suggesties om zijn
sten (door Hij geeft geen leiderschapsstijl aan te
er, concrete suggesties passen en benoemt niet
zichzelf om zijn zijn kwaliteiten uit de
e leiderschapsstijl aan te positieve psychologie.
zijn passen en/of benoemt
geeft niet zijn kwaliteiten uit
crete

17

suggesties om
leiderschapssti
passen en besc
kwaliteiten uit
positieve psych
zijn leidinggeve

Opmerkingen:

Het taalgebruik is voldoende (conform ‘goed geschreven’ ITT Schrijfwijze
Indien het taalgebruik met een ‘onvoldoende’ wordt beoordeeld kan er m

zijn de positieve
ijl aan te psychologie.
chrijft zijn
de
hologie in
en.

er en APA) Ja Nee
maximaal een 5 worden gehaald.

18


Click to View FlipBook Version